Arnhem/Deventer- De rechtbank heeft een 29-jarige man veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur voor het opzettelijke discrimineren wegens ras, binnen de uitoefening van zijn beroep. De straf is gelijk aan de door de officier van justitie gevorderde straf.
De 29-jarige man had in zijn functie als medewerker binnendienst een e-mail over een sollicitant, die eigenlijk bedoeld was voor zijn werkgever, naar de betreffende sollicitant gestuurd. In de mail stond:
Mike,
‘Heb nog even gekeken is niks.
Ten eerste een donker gekleurde (neger).
En op zijn CV weinig tot geen ervaring met computer enz.’
Bij lezing van de tekst van de e-mail kan de rechtbank niet tot een ander oordeel komen dan dat verdachte zijn werkgever adviseerde om aangever niet uit te nodigen voor een sollicitatiegesprek ‘ten eerste omdat hij een donkergekleurde (neger)’ is. Daarmee heeft verdachte onderscheid gemaakt op grond van ras.
Verder volgt uit de woorden ‘ten eerste’ dat zijn huidskleur voor verdachte de voornaamste reden was om te adviseren niet met hem in zee te gaan. Uit het strafdossier, noch tijdens de behandeling op zitting, is aannemelijk geworden dat voormelde tekst anders moet worden gelezen. Het verweer dat de tekst van de e-mail niet discriminerend bedoeld is, wordt verworpen.
Ook vindt de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte, de opmerking over ‘neger’ als (misplaatste) grap bedoelde. Hiervoor is geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier en verdachte heeft dit op de zitting ook niet aannemelijk kunnen maken. Ook dit verweer wordt verworpen.
Juist het feit dat hij het slachtoffer hierdoor een kans op een stageplek heeft ontzegd, maakt dat de rechtbank vindt dat sprake is van een ernstig feit. De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van het feit en passend is.